Vaak wordt er gezegd dat je hoogbegaafd bent als je een IQ hebt van 130 of hoger, wat door een test kan worden vastgesteld. Aangezien deze ‘regel’ ook door scholen gehanteerd wordt als criterium voor bijvoorbeeld een plusklas, wil ik hiermee beginnen.

Er klopt namelijk van alles niet aan deze starre definitie. Hoogbegaafdheid omvat meer dan alleen een hoge intelligentie, dat mag duidelijk zijn. Maar voor nu wil ik me even richten op het vaststellen van een IQ-score op zich, aangezien daar zaken meespelen die voor het gemak nog wel eens over het hoofd worden gezien. Wist je bijvoorbeeld dat een IQ-test helemaal niet bedoeld is om hoge intelligentie te meten? De eerste IQ-test werd ontwikkeld voor het leger en was juist bedoeld om te kijken wie er geschikt was als ‘kanonnenvoer’. Cru, maar waar.

Wat wordt er getest?

Een IQ-test meet intelligentie, simpel toch? Het klinkt simpel, maar wat is intelligentie en hoe meet je dat? Er bestaan verschillende tests en allemaal hanteren ze net even andere criteria en dus ook andere onderdelen om die criteria te meten. De ene test is bijvoorbeeld nogal ‘talig’ ingericht, de andere niet. Of in de ene test wordt er veel waarde gehecht aan algemene ontwikkeling (feitenkennis), terwijl een andere test meer waarde toekent aan verwerkingssnelheid. Zo zijn er onderlinge verschillen en accenten waardoor de ene test beter bij een kind kan passen dan een andere. Over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat de meest gebruikte tests even betrouwbaar zijn en vergelijkbare scores opleveren, hoewel daar recent wel enige discussie over is.

Wat alle tests gemeen hebben is dat ze zich richten op analytisch, logisch denken en minder op creatief denken (dat is namelijk erg moeilijk te scoren: wanneer is iets dan goed of fout?), terwijl dat laatste echt wel beschouwd kan worden als onderdeel van intelligentie. Een IQ-score is dus afhankelijk van wat er als intelligentie gezien wordt.

Betrouwbaarheid

Een IQ-test scoort verschillende onderdelen van iemands cognitieve vermogens en vergelijkt deze met scores van een referentiegroep. Hoe meer mensen in de referentiegroep een vergelijkbare score hebben, hoe betrouwbaarder de test. Je kunt dan namelijk vrij nauwkeurig bepalen hoe je scoort ten opzichte van anderen. Maar aangezien er relatief weinig mensen zijn met zeer hoge (of zeer lage) cognitieve vermogens, is de referentiegroep voor deze uitschieters erg klein en is de test voor dit deel van het ‘intelligentiespectrum’ niet heel nauwkeurig. Vandaar dat iedere test een betrouwbaarheidsinterval heeft. Er wordt vaak gesproken van ‘een score van 130’, terwijl het enige wat je er werkelijk van kunt zeggen is dat het gaat om ‘een score die met 90% betrouwbaarheid ligt tussen de 120 en 140’ of iets in die geest.

Testplafond

De meeste IQ-tests in Nederland scoren maar tot 145, terwijl de persoon in kwestie misschien ook best 180 zou kunnen scoren. Dit is met een test niet (valide) te bewijzen omdat er geen voldoende grote referentiegroep is voor extreem hoge scores. Er zijn in de wereld nu eenmaal absoluut gezien weinig mensen met extreem hoge cognitieve capaciteiten en het percentage daarvan dat Nederlands spreekt is nog veel kleiner. Op een bepaald moment schiet de hoogste ‘moeilijkheidsgraad’ van de testitems tekort. Iemand zou misschien best nog moeilijker items aankunnen, maar die zitten niet in de test. Om testitems te ontwikkelen die moeilijk genoeg zijn heb je allereerst mensen nodig om ze te maken en vervolgens voldoende mensen om ze aan te kunnen. Op dit moment wordt er een intelligentietest ontwikkeld (de KiQT+) die speciaal bedoeld is om hoge intelligentie te meten en die deze problemen zoveel mogelijk probeert te ondervangen.

Momentopname

Naast het testplafond en de betrouwbaarheid speelt natuurlijk ook mee dat een test altijd een momentopname is. Een kind kan slecht in zijn vel zitten, faalangst hebben, slecht geslapen hebben, honger hebben, etc., wat allemaal invloed heeft op de capaciteiten die hij op dat moment laat zien. Uiteraard kun je niet hoger scoren dan je aankunt (ook al wordt dat wel eens beweerd…), maar lager scoren is zeker wel mogelijk. Een test geeft dan een vertekend beeld.

Tester

Ook degene die de test afneemt kan invloed hebben op de score. Hoogbegaafde kinderen hebben de neiging te moeilijk te denken (‘zo makkelijk kan het antwoord niet zijn, dat bedoelen ze vast niet’), waardoor onnodig fouten gemaakt worden. Als een tester zich dit niet realiseert en de test afkapt volgens protocol i.p.v. nog even verder te gaan met moeilijker items, komt er een score uit die geen recht doet aan de capaciteiten van het kind. Ook is bij deze kinderen de kans op een fout (of zelfs helemaal geen) antwoord groter doordat faalangst of perfectionisme vaker een rol speelt. Voor afname van een IQ-test bij vermoedelijk hoogbegaafde kinderen is het dus altijd raadzaam te kiezen voor een tester die veel ervaring heeft met hoogbegaafdheid!

Werk voor een specialist!

Helaas gebeurt het geregeld dat er (bijvoorbeeld door school) wordt aangedrongen op afname van een IQ-test, maar dat de test dan moet worden afgenomen door een voorgeschreven tester die geen verstand heeft van hoogbegaafdheid. De kans is dan zeker aanwezig dat er een (veel) lagere score uitkomt dan verwacht, op basis waarvan deelname aan een plusklas, HB-onderwijs e.d. niet doorgaat. Of misschien nog wel erger: er wordt door de omgeving gedacht “Zie je wel, niks aan de hand, hier hoeven we dus niets mee”. Opnieuw testen met dezelfde test mag pas na 2 jaar weer, omdat er anders een ‘leereffect’ op zou kunnen treden en het resultaat niet betrouwbaar is. Testen met een andere test (en dan dus bij voorkeur door een andere tester) mag wel, maar moet dan doorgaans zelf bekostigd worden. Zorg dus dat je laat testen door iemand die verstand heeft van hoogbegaafdheid.

Bredere kijk

Ondanks al deze kanttekeningen is een IQ-test een manier om een goede indicatie te krijgen van iemands cognitieve capaciteiten. Dit is echter maar een aspect van hoogbegaafdheid. Om een compleet beeld van een kind te krijgen is het belangrijk dat er gekeken wordt naar meer aspecten, met name naar de zijnskant van hoogbegaafdheid. Alleen dan kun je een inschatting maken van de behoeften van het kind (zowel thuis als op school) en daar op inspelen. En dat was nu juist waarom je aan het hele testverhaal begon, nietwaar?

Een IQ-test mag ik niet afnemen, maar ik kan je wel helpen om de andere aspecten van hoogbegaafdheid in kaart te brengen. We kijken dan bijvoorbeeld naar het zijnsluik, overexcitabilities, behoeftes, manier van leren, etc. Als je beter begrijpt hoe je kind in elkaar zit, wordt het vanzelf makkelijker om daar mee om te gaan en om aan anderen duidelijk te maken wat hij nodig heeft. Nog mooier is het als je kind dit ook zelf leert en ook daar kan ik bij ondersteunen.

Wereldspel

Als alternatief voor een IQ-test mag ik wel onderzoek afnemen aan de hand van het Wereldspel, een non-verbaal signaleringsinstrument waarmee denkvoorkeuren, sociaal-emotionele kenmerken en de cognitieve ontwikkeling in kaart kunnen worden gebracht. Hiervoor kun je contact met me opnemen.