16 tips voor hoogbegaafd opvoeden

Hoogbegaafde kinderen opvoeden valt niet altijd mee. Ze zijn superleuk, maar af en toe best eh.. bewerkelijk. Als ouder moet je stevig in je schoenen staan om goed om te gaan met gevoeligheid en zelf willen bepalen, met intense emoties en kritiek. Wat kun je doen?

  1. Bied ruimte voor autonomie. Jouw kind wil heel graag dingen zelf bepalen en gaat niet zomaar akkoord met alles. Heel veel strijd in huis is terug te voeren op het feit dat hij zich beknot en beperkt voelt in zijn behoefte aan autonomie. In de praktijk ziet dat er zo uit: jij vindt dat je kind iets moet doen en hij weigert, vervolgens ga je nog harder proberen om hem te dwingen of te overtuigen en hij zet nu helemaal de hakken in het zand. Niemand vindt het leuk als iemand zegt wat je moet doen (denk maar hoe je zelf reageert), maar hoogbegaafden zijn werkelijk allergisch voor ‘moeten’, met alle intensiteit die dat dan weer met zich meebrengt. Ontzettend vermoeiend… Wanneer je in plaats van opdrachten geven en commanderen vragen stelt (‘Hoe ga je dit aanpakken?’) of een keuze biedt (‘Wil je nu je kamer opruimen of na het eten?’), stimuleer je je kind om zelf na te denken en is hij veel minder geneigd in de verdediging te gaan.
  2. Omgaan met heftige emoties. Geef erkenning voor hoe je kind zich voelt. Emoties zijn altijd waar! Ook als jij vindt dat ‘ie zich aanstelt, voor hem is het waar. Als je gaat redden en oplossen geef je je kind eigenlijk de boodschap dat je er geen vertrouwen in hebt dat hij het zelf kan. En als je probeert om zijn gevoelens weg te praten (‘stil maar, niet huilen’, ‘er is niks om bang voor te zijn’, ‘je hoeft niet zo boos te doen!’) of hem gaat uitleggen waarom hij niet zou moet voelen wat hij voelt, vertel je je kind eigenlijk dat wat hij voelt niet klopt. Maar hij voelt het wel, waardoor hij mogelijk gaat denken dat er kennelijk iets mis is met hem. In ieder geval kijkt hij in het vervolg wel uit om te vertellen wat hij echt voelt, want dat is blijkbaar niet goed. Sta je kind dus toe om zijn gevoelens te hebben en help hem hiermee te dealen. Bevestig zijn gevoelens en geef hier erkenning voor. Dit hoeft niet te betekenen dat jij ze begrijpt of terecht vindt, maar daar gaat het niet om. Je kunt nog steeds iets zeggen als ‘Het valt ook niet mee, he?’ of ‘Ik zie dat je echt (boos, verdrietig, bang) bent. Vertel eens.’ Dat jij hem ziet en begrip toont, maakt dat hij zich weer kan ontspannen.
  3. Wees eerlijk. Je kind hecht enorm aan eerlijkheid en afspraak is afspraak. Je kind prikt er feilloos doorheen als je een leugentje om bestwil vertelt, dus je snapt wel dat hem moedwillig voorliegen al helemaal niet gaat werken. Dat had je vast al gemerkt, dus daar kan ik kort over zijn: niet doen. Af en toe zul je er niet onderuit komen, maar dat is dus op eigen risico 😉 Maar ook op een subtieler niveau speelt dit: Als jij zegt dat het goed met je gaat, terwijl je kind aan jou merkt dat het niet zo is, dan gaat hij twijfelen aan zijn eigen beoordelingsvermogen. En dat helpt niet voor zijn zelfbeeld. Je kunt dus beter zeggen dat je je inderdaad niet zo goed voelt, maar dat dat niet aan hem ligt. Dat jij volwassen bent en voor jezelf kunt zorgen, maar dat je het wel lief vindt dat hij bezorgd om je is.
  4. Vat kritiek niet persoonlijk op. Jouw kind is waarschijnlijk kritisch ingesteld, hecht sterk aan eerlijkheid en legt de lat erg hoog. En aangezien hij die lat niet alleen voor zichzelf heel hoog legt, maar ook voor jou, krijg je geregeld te horen wat er allemaal niet deugt en niet eerlijk is. En als jij je stinkende best loopt te doen, kan dat best kwetsend zijn. Vaak helpt het om te zien dat die kritische instelling deel uitmaakt van wie hij is en de kwaliteiten te leren waarderen die erbij horen. Jouw kind neemt niet zomaar iets aan en ziet altijd hoe iets beter kan. En hij is niet bang om te vertellen hoe hij dingen ziet. Dat zijn prachtige eigenschappen waar hij het ver mee kan schoppen, al zijn ze soms in het dagelijks gebruik wat lastig. Realiseer je ook dat het vaak niet eens bedoeld is als kritiek, maar dat hij mogelijk gewoon zijn observaties wil delen, eerlijk wil zijn, een suggestie wil doen ter verbetering, je wil helpen (omdat je iets blijkbaar niet snapt) of wil testen of hij het juist ziet. Het is zelden bedoeld om te kwetsen, dus voel je niet aangevallen. Geef erkenning als hij eigenlijk wel gelijk heeft, kijk vervolgens of je er iets mee moet/kunt/wilt en leg de rest naast je neer.
  5. Hoe zit het met je eigen hoge lat? De ingebakken drang tot verbetering kan het omgaan met fouten best lastig maken, zeker in combinatie met perfectionisme. Je kind ziet namelijk heel scherp wat hij fout doet, maar dat mag hij niet van zichzelf (en zal hij dus ook niet snel toegeven). Nu is je kind niet de enige die dat zo doet… Waarschijnlijk herken jij dit ook wel bij jezelf. Zie jij ook altijd ruimte voor verbetering? Bij je kinderen bijvoorbeeld? En hoe reageer jij als ze dan niets doen met jouw ‘goedbedoelde suggesties’? Hoe ga jij om met fouten? Fouten zijn prachtige kansen om te leren! Waarschijnlijk zeg je dat wel, maar leef je het ook voor? Hoe doe je dat? Jouw reactie op fouten maakt een groot verschil. Reageer op fouten (ook die van jezelf) met vriendelijkheid en medeleven, niet met preken, schaamte of schuld. Vaak lukt dat naar een ander toe nog wel, maar hanteer je voor jezelf toch andere regels. Wees je bewust van het voorbeeld dat je hierin bent voor je kind. Oefen op een bemoedigende reactie, ook naar jezelf. Laat zien hoe je leert van fouten en vertel het ook als je zelf iets fout gedaan hebt. Wat deed je en wat heb je ervan geleerd? Je kind zal de les misschien niet direct oppikken (je leert helaas vooral van fouten die je zelf maakt), maar je laat hiermee zien dat fouten maken normaal is.
  6. Vergeet niet te eten. Veel hoogbegaafde kinderen zijn gevoelig voor schommelingen in hun bloedsuiker (hypoglykemie). Als die waarde te ver daalt worden ze chagrijnig of zelfs onhandelbaar, een soort Jackyll & Hyde reactie. Als je er dan weer eten in stopt, trekt het vaak met een paar minuten bij. Dit zie je vaak het duidelijkst bij het ontbijt: na een halve boterham is je kind opeens weer zichzelf. Als je dit niet weet ga je denken dat er iets ernstig mis is met je kind, maar vaak is de oplossing simpeler dan je denkt. Jammer genoeg vergeten kinderen vaak te eten omdat ze afgeleid zijn door ‘belangrijker’ zaken (gamen ofzo). Of ze proppen zich vol met suiker, wat weer snel verteert, zodat het hele circus weer opnieuw begint. Zo jo-joën ze de dag door, met alle drama van dien. Let dus op dat hij op tijd eet, en wees niet te streng met ‘niet snoepen voor het eten’. Soms is het gewoon nodig dat hij NU iets eet en niet pas over 15 minuten als het eten klaar is. Zorg er dan wel voor dat hij iets binnenkrijgt met eiwitten of langzaam verterende suikers, en time snoep juist zo dat het niet al te lang voor een fatsoenlijke maaltijd valt.
  7. Verwacht niet te veel. Wees eens eerlijk: verwacht jij op basis van zijn ‘oudere’ manier van doen dingen van je kind die hij eigenlijk nog niet kan? Vergeet je wel eens dat hij pas 6 is en ben je verbaasd als hij zich gedraagt als een 6-jarige? Als je kind op cognitief gebied voorloopt, ben je misschien geneigd te denken dat dit op alle gebieden zo is. Dat is meestal niet het geval en het is belangrijk om je dat te realiseren. Een kind kan dingen verstandelijk gezien begrijpen, maar deze bijvoorbeeld emotioneel nog niet goed verwerken, of nog niet groot of handig genoeg zijn om er iets mee te kunnen doen. Een kind van 9 kan op cognitief gebied 14 zijn, op sociaal gebied 12, lichamelijk en emotioneel gewoon 9 en op motorisch gebied 7. Het kan heel lastig zijn om hier goed op in te spelen, maar het helpt al enorm als je begrijpt dat de ontwikkeling van een kind niet op alle vlakken even snel gaat en dat dit normaal is.
  8. Laat leeftijd los. Kijk wat jouw kind (dus niet andere kinderen) wel of niet kan. Soms zal dat betekenen dat je kind al met 10 jaar naar de middelbare school gaat, je kind van 8 pas om 21.30 naar bed gaat (want weinig slaap nodig) en soms dat je je kind van 10 nog steeds naar een vriendje brengt omdat hij het verkeer niet goed overziet, of een kind van 6 dat ’s nachts nog een luier draagt omdat hij zo diep slaapt dat hij niet wakker wordt. Soms leg je je kind van 4 uit wat een zwart gat is (of hij jou 😉) en soms kan je kind van 8 nog steeds geen veters strikken. Weet je? Het doet er allemaal niet toe. Tegen de tijd dat hij 18 is beheerst hij alle noodzakelijke kunstjes heus wel. Hij doet dingen in zijn eigen tempo en daar is niks mis mee. Soms moet je hollen om hem bij te houden en soms moet je rustig wachten tot hij ergens komt. Geeft niks. Gras gaat niet harder groeien door eraan te trekken en je kunt het ook niet weer terug de grond in duwen. Zorg voor mest, water en een zonnetje, dat werkt veel beter.
  9. Laat los ‘hoe het hoort’. Wat werkt voor jullie? Denk in oplossingen en werk samen met je kind, in plaats van tegenover elkaar te staan. Het gaat niet om wat de buurvrouw of je juf ervan vindt, het gaat erom dat jullie samen een manier van omgaan met elkaar vinden die werkt voor jullie. Als je kind weinig slaap nodig heeft, is het weinig zinvol om hem om 18.30 naar bed te sturen ‘omdat dat een normale bedtijd is’. Tenzij je het leuk vindt om om 4.00 op te staan, of de hele avond met hem in de weer te zijn… Bepaal samen wat een acceptabele bedtijd is, probeer het uit en stel bij tot je tevreden bent. En als jullie wel eens wat ‘vurig’ op elkaar reageren (aard van het beestje), maar dit van elkaar weten, het weer goedmaken en er allebei verder geen last van hebben, waarom zou je dan van jezelf of je kind eisen dat je altijd kalm blijft? Als dat lukt is het fijn, maar het is niet altijd haalbaar.
  10. Stop met straffen. Serieus: heeft het ooit geholpen? Weet je nog dat je je kind op de gang zette? Hij kwam 100x terug, had dondersgoed door dat jij hem niet kon dwingen, raakte compleet hysterisch, of begon door de deur heen een discussie. Ok, als je de straf erg genoeg maakt, werkt het heus op de korte termijn, maar vergeet niet dat je eigenlijk je kind aan het trainen bent in liegen en bedriegen. Het stimuleert wel de creativiteit, maar daar zijn echt betere manieren voor. In het beste geval leert je kind om dingen niet te doen uit angst voor de gevolgen. Maar is dat echt wat je wilt? Of wil je dat hij zelf leert nadenken? Met straffen leer je je kind dat hij niet bij jou terecht kan als hij iets ‘fout’ gedaan heeft of in de problemen zit. Hoe verdrietig is dat?
  11. Niet belonen. Af en toe verwennen mag best, maar niet als opvoedmethode. Belonen maakt je kind afhankelijk van het oordeel van anderen. En daar is hij toch al zo gevoelig voor. (Ok, in zijn acties laat hij lang niet altijd merken dat de mening van een ander hem boeit, maar dat wil niet zeggen dat hij het zich niet aantrekt). Of je krijgt een kind dat alleen nog werkt voor een beloning en niet voor wat hij zelf belangrijk vindt. Trouwens, heb je het wel eens geprobeerd, zo’n stickerkaart? En hoelang duurde het voor jij het vergat en je met je kind in discussie ging over waarom wel of geen sticker? I rest my case… Door beloningen te verbinden aan gedrag vertel je je kind eigenlijk dat je je er geen vertrouwen in hebt dat hij het uit zichzelf kan. Hiermee ondermijn je dus zelfvertrouwen in plaats van het op te bouwen.
  12. Weet wat ‘saai’ betekent. Je kent het wel: je kind verveelt zich, maar zodra jij of de juf hem iets geeft om hem ‘uit te dagen’ weigert ‘ie. En als je vraagt waarom, is het antwoord standaard ‘saai’. Dit is vaak het begin van een zoektocht naar ‘meer uitdaging’, waarbij jullie steeds in ditzelfde cirkeltje rondgaan. Dat is voor beide kanten ontzettend frustrerend, en het eindigt meestal met een van beiden die roept ‘zoek het dan ook maar uit!’. Het probleem is dat ‘saai’ duidelijk klinkt, maar voor je kind in feite een soort containerbegrip is. Het kan namelijk van alles betekenen, en het is zaak om uit te zoeken wat hij nu eigenlijk bedoelt. Is het te moeilijk, te makkelijk, heeft hij geen idee hoe hij het aan moet pakken of is het echt gewoon saai? Vraag door en stem de taak af op het antwoord. Ondersteun bij wat nog niet lukt (help om vaardigheden te leren) en geef ruimte bij wat wel goed lukt (bijvoorbeeld minder herhaling).
  13. Zorg voor peers. Veel hoogbegaafde kinderen voelen zich anders dan andere kinderen. Ze maken een leuke woordgrap, maar niemand snapt hem. Ze vertellen iets interessants en niemand lijkt te begrijpen waar ze het over hebben. Ze hebben afgesproken met een vriendje, maar het vriendje is de afspraak gewoon vergeten… Zomaar wat voorbeelden, je kunt er vast nog wel 20 verzinnen. Je kind denkt en doet anders dan andere kinderen, waardoor het soms moeilijk kan zijn om vriendjes te maken. Je kind kan zich hierdoor erg alleen of ‘raar’ gaan voelen. En dat is verdrietig, want erbij horen is een eerste levensbehoefte van mensen, groot en klein. Erken dit gevoel van je kind, en dat het moeilijk en verdrietig is als je er niet bij hoort. Vertel hem ook dat het niet betekent dat er iets mis is met hem. Hij heeft alleen de ‘kudde’ waar hij wel in past nog niet gevonden. Er zijn meer kinderen die denken en voelen als hij, dus ga samen op zoek naar ‘soortgenootjes’, naar kinderen (of volwassenen) waarbij hij zichzelf kan zijn. Ook zijn ‘kudde’ is ergens daarbuiten en wacht op hem. Dat hoeft helemaal niet per se in een plusklas te zijn, ook op muziekles, de sportclub, bij scouting en op allerlei andere plekken lopen misschien wel net zulke bijzondere exemplaren rond als hij. Besef dat het aantal vriendschappen per persoon kan verschillen, en dat je kind hierin andere behoeftes kan hebben dan jij. Sommige kinderen zijn gelukkig met een beste vriend, anderen hebben liever heel veel vriendjes. Kijk wat past bij jouw kind.
  14. HB is geen diagnose, behandel het ook niet zo. Ik hoor ouders geregeld zeggen “Mijn kind is hoogbegaafd, dus hij [kan niet automatiseren, heeft slechte executieve functies, moet meer uitdaging krijgen, moet naar voltijds hb-onderwijs]”, vaak zonder precies te weten wat die dingen dan inhouden. Het klinkt voor mij vaak een beetje alsof hoogbegaafdheid als diagnose of zelfs aandoening beschouwd wordt, maar dat is het niet. Je kind heeft een verzameling eigenschappen die hij gemeen heeft met veel andere hoogbegaafden, dat klopt helemaal. Eigenschappen als hoge intelligentie, gevoeligheid, hechten aan eerlijkheid en autonomie, etc. De mate waarin die eigenschappen voorkomen of tot uiting komen verschilt van persoon tot persoon. Er is dus niet zoiets als ‘de hoogbegaafde’, ook al willen sommige methodes je dat wel eens laten geloven. Het is dus zaak om te kijken wat dit specifieke kind nodig heeft. En dat wordt niet bepaald door het feit dat hij hoogbegaafd is, maar door zijn eigen combinatie van eigenschappen en de interactie met zijn omgeving. Kan je kind bijvoorbeeld niet plannen omdat hij moeite heeft met overzicht, omdat hij het nut er niet van inziet of omdat jij het eigenlijk altijd voor hem doet? Allemaal mogelijk en allemaal niet een ‘gevolg’ van hoogbegaafdheid. Het goede nieuws: je kind is uniek, net als iedereen! En net als iedereen moet hij leren omgaan met zijn eigen unieke verzameling eigenschappen. Iets waar hij jouw steun en bemoediging hard bij nodig heeft.
  15. Vertrouw op je innerlijke kompas. Jij kent je kind het allerbest, echt. Trek je niet teveel aan van wat anderen vinden van jouw aanpak, doe wat goed is voor je kind. En als je het gevoel hebt dat jouw kompas het nog niet zo goed doet: zoek hulp. Je hoeft het niet alleen te doen. Soms heb je gewoon even iemand nodig met een magneet en een goed werkend kompas om te zorgen dat de naald weer de goede kant uit wijst 😉
  16.  Adem in, adem uit. Deze spreekt redelijk voor zich. De ene dag gaat het beter dan de andere en dat is ok.

Tip 17: Download deze tips in een handige pdf: klik hier.

Kun jij ook wel wat hulp gebruiken bij de opvoeding van jouw hoogbegaafde kind? In een gratis sessie kijk ik graag met je mee.

Mariette Dijkstra

About Mariette Dijkstra

Hallo, ik ben Mariette, moeder van 2 jongens en specialist begaafdheid / opvoedcoach bij Biqkels - wegwijs in hoogbegaafdheid. Ik begeleid ouders die met de handen in het haar zitten bij de opvoeding van hun (vermoedelijk) hoogbegaafde kind om hun kind beter te begrijpen en te begeleiden, zodat ze weer vertrouwen krijgen in hun eigen aanpak en de rust en gezelligheid terugkeert in huis.

Leave a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *